Een apart hoofdstuk vormen de portretkoppen: belangrijk is dat het een goed gelijkende kop wordt. Toch komt er meer bij kijken dan alleen maar proberen iemand zo natuurgetrouw mogelijk na te maken. Tegenwoordig zijn er studio’s waar je je hoofd kunt laten scannen en in marmer laten kappen. De beste garantie voor een gelijkende kop? Nee, eigenlijk niet. Behalve de maten van een hoofd en gezicht, is ook de uitstraling belangrijk voor de gelijkenis. Om die in een geboetseerde kop te treffen, maak je keuzes: sommige details overdrijf je (een beetje), andere details laat je (bijna) weg. Je maakt niet een momentopname, maar combineert een aantal momenten. De Mona Lisa is een bekend voorbeeld van een portret dat verschillende aspecten van één persoon tegelijk laat zien. Het verschil tussen een foto en een geschilderd of geboetseerd portret…. Voor een fototoestel of scanapparaat een bijna onmogelijke opgave, als schilder of beeldhouwer kun je manipuleren en kiezen.
De praktijk: het maken van een portretkop
Er komt heel wat bij kijken voordat een bronzen kop op een sokkeltje staat te wachten om onthuld te worden.
Het begint met het verzamelen van materiaal (foto’s, video) . Als het kan, wil ik de persoon die geportretteerd moet worden, zelf ontmoeten. Dat is belangrijk voor een algemene indruk: als je met iemand hebt staan praten en lachen, als je gezien hebt hoe iemand je aankijkt, wat voor postuur iemand heeft, hoe hij zich beweegt…. Dan heb je een soort van basis, waar je alle andere informatie in kunt inpassen.
Het liefst maak ik zelf foto’s. Ik fotografeer van alle kanten: ook de vorm van het kruintje, de manier waarop de nekharen groeien, het onderaanzicht van het kuiltje in de kin. Dat is allemaal belangrijke informatie.
Soms is er het probleem dat het model niet kan poseren: omdat hij niet meer leeft, bijvoorbeeld. Dan probeer ik zoveel mogelijk informatie te halen uit bestaand foto- en filmmateriaal.
Ik begin met het maken van het wasmodel. Rondom een kern van piepschuim modelleer ik van boetseerwas het portret. Ik kijk op de foto’s hoe ver de ogen uit elkaar staan, en probeer de blik te treffen die ik er tijdens de fotosessie in zag. Ik zie op de foto’s hoe de lijn van de lippen is, en herinner me hoe hij lachte – of juist niet.
Als ik het idee heb dat de kop “erin zit”, wil ik de persoon nog een keer in levende lijve naast het wasmodel zien, om er de laatste hand aan te kunnen leggen. Als dat niet kan, nodig ik de opdrachtgever uit. Samen bekijken we het model en al pratend wordt ook zijn visie op de geportretteerde in de kop verwerkt. Vooral als het om een postuumportret gaat, is dat voor mij belangrijke informatie. Een portret lijkt omdat mensen de manier waarop iemand over komt herkennen. In een goed gelijkende kop herkennen mensen de indruk die iemand op je maakt.
Dan de finesses: de huid wordt gladder afgewerkt of juist wat ruiger gelaten, er wordt gekozen voor een wel of geen kraagje of een stukje schouder.
Daarna kan het wasmodel naar de bronsgieter. Ik laat mijn portretten altijd volgens de cire-perdu methode gieten.